-
1 small quantity
kleine hoeveelheid -
2 master batch
kleine hoeveelheid van hoog geconcentreerde stof die wordt toegevoegd aan een grotere hoeveelheid van een gebruikelijke samenstelling om het gewenste resultaat te verkrijgen (bv. hoog gepigmenteerde kleurstof die aan verf wordt toegevoegd om een gegeven tint te verkrijgen) -
3 watch glass
kleine ondiepe schaal voor serveren van kleine hoeveelheid vloeistof; klein schaaltje in laboratoria gebruikt om vloeistoffen te verdampen (Wetenschap); beschermend doorzichtig deksel (glas of plastic) voor beschermen van klok of horloge -
4 infinitesimal
adj. oneindig klein; oneindig kleine hoeveelheid; infitisimaal (bij wiskunde)--------n. oneindig kleine hoeveelheid (in wiskunde) veranderbaar met nul grens[ infinnittessiml]♦voorbeelden: -
5 squat
adj. gehurkt; gekraakt--------n. hurkpositie; hurkzit (in Sport) oefening waarbij zware gewichten worden opgeheven bij opstaan ; (Zoölogie) dierenhok (van konijn, haas, enz.); plaats bewoond door krakers (van gebouw); plotselinge val; kleine ertsader; (Slang) kleine hoeveelheid, onbelangrijke hoeveelheid--------v. (neer)hurken; zich illegaal vestigen; een kraker zijnsquat1[ skwot] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————squat2〈bijvoeglijk naamwoord; squatter〉2 gehurkt————————squat3〈werkwoord; squatted〉 -
6 little
adj. klein; beetje; iets; kort; onbelangrijk--------adv. klein; weinig--------n. een beetje; weinig; een kleine hoeveelheid; korte afstand; korte tijdlittle1[ litl] 〈bijvoeglijk naamwoord; littleness〉2 klein(geestig/zielig) ⇒ kleintjes♦voorbeelden:little finger • pinka little girl • een klein meisjeLittle Red Riding Hood • Roodkapjehis little sister • zijn kleine(re)/jongere zusje〈 informeel〉 the little woman • vrouwlief, moedersher little ones • haar kinderen/ 〈 van dier〉its little ones • haar jongen〈 spreekwoord〉 little things please little minds • kleine mensen, kleine wensenthe little people • de elven/kabouters jongen————————little2♦voorbeelden:make little of something • ergens weinig van begrijpen; iets als onbelangrijk afdoen, ergens weinig belang aan hechtenthink little of someone • geen hoge dunk van iemand hebbenlittle or nothing • weinig of nietsthere's very little left • er is maar heel weinig overlittle by little • beetje bij beetje〈 spreekwoord〉 little by little, and bit by bit • voetje voor voetje en beetje bij beetje; langzaam aan, dan breekt het lijntje nietI gave him what little I owned • ik heb hem het weinige dat ik bezat gegeven————————little3〈 bijwoord〉2 volstrekt/in het geheel niet♦voorbeelden:little more than an hour • iets meer dan een uur2 little did he know that … • hij had er geen flauw benul van dat …————————little4〈 determinator〉♦voorbeelden:there's very little milk left • er is maar een klein beetje melk overa little effort • een beetje/wat moeite -
7 bag
n. zak; tas; handtas; koffer; beurs; notitieboek; wild op jacht meegenomen; uier (bij een koe, schaap, enz.); oogwal (veroorzaakt door gebrek aan slaap of vermoeidheid); honk, een van de vier honken bij honkbal (Honkbal); kleine hoeveelheid illegale drugs (Slang); lelijke vrouw (Slang)--------v. in zak, jas, koffer; doen; vangen (bij de jacht); te pakken krijgen; aanhouden, arresterenbag1[ bæg] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 zak ⇒ tas, koffer3 zakvormig voorwerp/lichaamsdeel♦voorbeelden:bags of room • plaats genoeg→ diplomatic diplomatic/————————bag2〈 bagged〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen zwellen/uitpuilen/uitzakken♦voorbeelden: -
8 homeopathic
adj. homeopatisch (van homeopatie, gebaseerd op het geven van kleine hoeveelheid natuurlijk geneesmiddel waarvan een grote hoeveelheid de ziekte kan veroorzaken) -
9 homeopathically
adv. homeopathisch, d.m.v. homeopathie (geneeswijze gebaseerd op geven van kleine hoeveelheid natuurlijk geneesmiddel, dat bij een grotere hoeveelheid de ziekte kan veroorzaken) -
10 dibs
n. claims, rechten (Engelse Slang); kleine hoeveelheid geld (Slang); bikkelspel (spel waarin spelstukken (oorspronkelijk kleine botjes of kiezelstenen) worden getost en gevangen op de rug van de hand); zoete substantie of stroop van grapefruit -
11 watchglass
n. kleine ondiepe schaal voor serveren van kleine hoeveelheid vloeistof; klein schaaltje in laboratoria gebruikt om vloeistoffen te verdampen (Wetenschap); beschermend doorzichtig deksel (glas of plastic) voor beschermen van klok of horloge -
12 atom
-
13 dollop
n. kwak, scheut, kleine hoeveelheid[ dolləp] 〈 informeel〉1 (klein) beetje ⇒ kwak, scheut♦voorbeelden: -
14 modicum
n. beetje, kleine hoeveelheid♦voorbeelden: -
15 scatter
n. verstrooiing, verspreiding, verdrijving; kleine hoeveelheid; overschot aan reclametijd op televisie (na eerste verkoop voor het seizoen)--------v. uitspreiden; uitzaaien; verspreidenscatter1♦voorbeelden:————————scatter2♦voorbeelden:scatter over • uitstrooien over -
16 sou
n. vroegere Franse munt; kleine hoeveelheid geld[ soe:]♦voorbeelden: -
17 sprinkling
-
18 taste
n. smaak; proefje; wijsheid--------v. smaken; proeventaste1[ teest]1 kleine hoeveelheid ⇒ hapje, slokje; beetje, tikkeltje♦voorbeelden:1 have a taste of this cake/wine • neem eens een hapje/slokje van deze cake/wijnit is a taste better than before • het is een tikkeltje beter dan voorheen2 smaak ⇒ voorkeur, genoegen♦voorbeelden:1 leave a bad/nasty/unpleasant taste in the mouth • een bittere/onaangename nasmaak hebben 〈 ook figuurlijk〉everyone to his taste • ieder zijn meughave (a) taste for music • genoegen scheppen in muziekadd sugar to taste • suiker toevoegen naar smaak♦voorbeelden:1 that is good/bad taste • dat getuigt van goede/slechte smaakthe remark was in bad taste • de opmerking getuigde van slechte smaaksweet to the taste • zoet van smaak————————taste21 smaken♦voorbeelden:the pudding tasted of garlic • de pudding smaakte naar knoflookII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
19 thimbleful
n. vingerhoed; een heel klein beetje[ θimblfoel] -
20 wee
adj. klein; weinig--------n. kleine hoeveelheid; korte tijdwee1♦voorbeelden:II 〈telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord; alleen enkelvoud〉 〈voornamelijk Brits-Engels; informeel; kindertaal〉1 plasje♦voorbeelden:1 do (a) wee, have a wee • een plasje plegen/doen————————wee2〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈informeel; kindertaal〉1 klein♦voorbeelden:————————wee3, weeweewee〈 werkwoord〉 〈voornamelijk Brits-Engels; informeel; kindertaal〉
- 1
- 2